Er is weer een jaar voorbij. Tijd om de balans op te maken. 2019 was wederom een zonnig jaar met 4,5% meer zonnestraling dan het gemiddelde van de 15 jaren daarvoor. Dat is een goede score, maar niet zo goed als het absolute topjaar: 2018.
Goede en slechte maanden
Relatief gezien was februari veruit de beste maand, met zelfs uitschieters naar 40% meer instraling. De maanden juni en augustus waren ook bovengemiddeld. Maart en oktober waren relatief slechte maanden met uitschieters van 18% minder instraling.
Flinke lokale verschillen
Lokaal kan de sterkte van de zon flink verschillen. Op de Waddeneilanden was er nog geen 1% meer zon, terwijl er in Limburg bijna 8% meer zon was.
Langjarig gemiddelde
Als referentie is er gekeken naar de 15 voorgaande jaren (2004 - 2018). Het KNMI gebruikt als referentieperiode altijd een periode van 30 jaar. Dit is internationaal afgesproken als referentieperiode voor 'langjarig'.
De huidige periode die het KNMI hanteert is van 1981 tot en met 2010. Vanwege de schonere lucht en klimaatverandering is dat logischer. Daarnaast hebben slechts 15 van de 50 weerstations instraling in de afgelopen periode gemeten.
“2019 was een zeer zonnig jaar, met een landelijk gemiddelde van 1963 uur zon tegen 1639 uur normaal. 2019 bevindt zich in de top 5 van zonnigste jaren sinds het begin van de waarnemingen.”
Waarom vergelijken op instraling en niet op zonuren?
Het KNMI schrijft dat 2019 een uitzonderlijk zonnig jaar was. Uitgaande van zonuren zou het bijna 20% zonniger zijn.
Wanneer we echter naar de instraling kijken, dan is dat “slechts” 7,8% meer. Hier schreven we al eerder over.